Wonderbaarlijke Schepping

Wonderbaarlijke schepping

Zie naar de velden,
voor u, de groene weiden,
het ruige weiland,
groen gras, sinds alle tijden,
vermengd met geel,
van ’d ontelbare boterbloemen,
’t geluid van bijen
en andere insecten die daar zoemen.

Zie naar de lucht,
staalblauw,
contrast met witte wolken,
geen schilder kan de vrijheid zo vertolken,
en naar de randen aan de velden,
van bomen die daar sieren,
hoor ook de wind die ruist
en ritselt in de populieren.


Zie naar het beekje,
dat rimpelt door de wind,
die onverklaarbaar haar eigen weg steeds vindt,
de lelies in het water,
torretjes, visjes en libellen,
de gele lis, wat riet en watervlooitjes,
niet te tellen.

En dan de vogels,
de spreeuwen en de kraaien,
de merels,
mussen en de Vlaamse gaaien,
en ook de vlinders die fladderen over ’t veld,
terwijl de karekiet,
haar eigen lied vertelt.

Zie naar de vogels op het veld,
de bloemen in de weiden,
zij werken niet voor later
en met gehaaste tijden,
geen eigendom,
geen voedselvoorraad
en geen zorgen,
zij leven slechts in ’t heden
en denken niet aan morgen.

Geprezen zij de Heer,
Die de aard’ zo wonderlijk heeft geweven,
dat het krioelt,
zoemt, gonst hier van het leven!

Share by: